Het was een groot mysterie wat de kruipende stenen van Death Valley deed verplaatsen. Voor wie het niets zegt: in de woestijn van Death Valley, Californië, vind je rotsblokken van wel honderden kilo’s die zichzelf lijken te verslepen. Dat is geen kwestie van gezichtsbedrog. Naast de blokken zijn namelijk duidelijke sleepsporen te zien van soms wel honderden meters lang. Maar, hoe krijgen deze flinke units dit voor elkaar?
Kruipende stenen in Death Valley
Een ijzig verhaal
Eindelijk is het moment daar en hebben onderzoekers het mysterie van de kruipende stenen ontrafeld. Als het net heeft geregend en de temperatuur ´s nachts onder het vriespunt zakt, ontstaat er een dun laagje ijs op de woestijnbodem. Zodra ´s ochtends de temperaturen weer oplopen, en de onderkant van de ijsplaat begint te smelten, kan de flinterdunne ijsplaat met de steen er bovenop vrij gemakkelijk worden verplaatst door de wind. De ijslaag is niet meer dan 3 tot 6 millimeter dik.
Wat een snelheid
Geologen losten het mysterie op door zelf nieuwe stenen in het gebied te plaatsen. Daarbij werden de stenen voorzien van GPS-trackers. Op deze manier kon de bewegingen in kaart gebracht konden worden. De rest van de meetinstrumenten bestond uit een weerstation en een camera die op beweging reageert. Niet alle onderzoekers hadden er evenveel vertrouwen in dat er daadwerkelijk bewegingen geregistreerd zou worden. Ralph Lorenz, een planeetwetenschapper, zegt in een interview voor het wetenschappelijke tijdschrift Nature “Ik dacht dat dit het saaiste experiment uit de geschiedenis van de wetenschap zou worden.” Maar wat blijkt: de steen kan al verplaatst worden bij windsnelheiden van 4 á 5 meter per seconde. Daarbij kunnen ze een snelheid bereiken van 2 tot 5 meter per minuut. Wat een snelheidsduivels!