Heb jij altijd al willen leren fotograferen of heb jij recent een fotocamera gekocht om foto’s te maken, maar lukken jouw foto’s nog niet? Geen paniek, want wij vertellen jou alles wat je moet weten om te starten met fotografie. Na dit artikel weet jij alles wat je nodig hebt om zelf aan de slag te kunnen gaan.
Starten met fotograferen doe je zo
Als je net start met fotograferen dan kunnen termen als diafragma, shutter speed en crop sensoren best intimiderend overkomen, terwijl deze termen niet zo moeilijk zijn als ze klinken. Wij vertellen jou alles wat je moeten weten om je camera onder de knie te krijgen. Dit zijn de belangrijkste items die jij wilt weten:
De camera
Het eerste wat je moet weten is wat voor camera je hebt. Naast het merk, heb je verschillende soorten camera’s die anders werken en reageren. Fotograferen en de juiste instellingen instellen moet je leren, maar je moet dus ook echt wennen aan een camera. Geef het de tijd die het nodig heeft.
Soort camera
Er zijn veel verschillende type camera’s. De meest voorkomende zijn spiegelreflexcamera’s (DSLR’s) en systeemcamera’s. Een spiegelreflexcamera laat het beeld binnen via de lens en reflecteert deze via een spiegeltje voor de sensor naar de zoeker. Op deze manier kan jij zien wat de camera ziet. Bij een systeemcamera laat de lens het beeld direct op de sensor vallen en zie jij een live weergave van het beeld in je zoeker. Het spiegelsysteem is hierdoor niet meer nodig. Maak voor jezelf de afweging in wat je fijn vindt. Wil je leren fotograferen, dan is een spiegelreflex een goede optie. Maar tegenwoordig nemen systeemcamera’s echt de overhand en zijn beter in het maken van video’s.
Sensor
Naast de verschillende soorten camera’s heb je ook verschillende soorten sensoren. Allereerst heb je een full-frame camera. Dat wil zeggen dat de sensor van de camera op ware grootte is. Als we het hebben over een full-frame sensor, dan praten we over een sensor van 35 millimeter, net zoals een fotorolletje. Deze sensoren zijn groter en vangen meer licht op dan een APS-C crop sensor. Het zit al in de naam, de APS-C crop sensor snijdt de foto bij omdat de sensor kleiner is. De sensor vangt minder licht op van hetzelfde beeld. Als je dus een foto zou maken van een object met een full-frame sensor en een APS-C crop sensor, dan zul je zien dat de crop sensor de foto bij heeft gesneden en dat het lijkt alsof er meer is ingezoomd.
De lens
Je hebt verschillende soorten en maten lenzen, die allemaal verschillende effecten geven en anders werken. Als je start met fotograferen heb je waarschijnlijk een zoomlens. Met deze lens kan je je onderwerpen dichterbij halen en is dus handig als je van verder af foto’s maakt. Daarnaast heb je ook primelenzen. Primelenzen zijn lenzen met een vaste brandpuntsafstand. Je kan dus niet inzoomen en zal dus dichter bij je onderwerp moeten gaan staan om deze groter in beeld te krijgen. Je krijgt deze in veel verschillende brandpuntsafstanden, van 13mm tot 600mm. Ook belangrijk om te weten: je kan niet alle lenzen gebruiken op iedere camera. Sommige lenzen zijn alleen te gebruiken op full-frame camera’s. Kijk dus goed na of de lens die je wil, op de camera past voordat je deze aanschaft.
Brandpuntsafstand
De brandpuntsafstand geeft aan hoe dichtbij je je onderwerp kan halen. De lens met de kleinste brandpuntsafstand wordt een fish eye genoemd. Deze geeft een blikveld van 180˚. Hiermee kan je dus heel veel zien. De lens met de grootste brandpuntsafstand is de 600mm en heeft een blikveld van 4˚. Hiermee zie je dus een veel kleiner oppervlak en ben je heel erg ingezoomd op je onderwerp. Zorg dus dat je altijd een geschikte lens meeneemt voor wat je wil fotograferen.
Diafragma
Iedere lens heeft ook een diafragma. Dit is het beste uit te leggen als jouw pupil. Als je direct in een lamp zou kijken, dan wordt jouw pupil heel erg klein. Dit doet jouw oog om minder licht door te laten. In het donker wordt je pupil juist heel erg groot, om meer licht binnen te laten zodat je alles kan zien. Zo werkt het diafragma ook. Iedere lens heeft een startpunt voor het diafragma wat bepaalt wat de maximale hoeveelheid licht is die binnengelaten wordt. Er zijn lenzen die starten bij 1.2 en eindigen bij 30.0. Hoe kleiner het getal, hoe meer licht er binnenkomt en hoe groter het getal hoe minder licht er binnenkomt. Buiten dat het diafragma bepaalt hoeveel licht er binnenkomt, heeft het ook effect op hoe wazig de achtergrond is. Hoe groter het getal, hoe minder wazig de achtergrond is en hoe kleiner het getal hoe waziger (bokeh-effect) de achtergrond is. Het meest natuurlijk is wanneer je het diafragma tussen de 3.5 en 5.6 hebt. Dan is dit gelijk als wanneer je ergens naar kijkt.
Shutter speed
Het volgende belangrijke principe is de shutter speed (sluitertijd): de snelheid waarmee de camera foto’s maakt. Hoe sneller de camera foto’s maakt, hoe korter de sensor licht op kan nemen en hoe langzamer de camera foto’s maakt hoe langer de sensor licht op kan nemen. Hiermee kan je dus ook spelen. Als je een snelheid van 1/8000e van een seconde hebt, dan laat je camera maar heel kort licht vallen op de sensor. Hiermee bevries je dan ook een moment. Hoge snelheden worden vaak gebruikt bij sportwedstrijden om zo de actie goed vast te leggen. Lage snelheden zorgen ervoor dat je meer licht op je sensor krijgt, maar zorgt er wel voor dat je bewegingssnelheid kan zien. Je kan dus beweging heel goed vastleggen of lichtzwakke objecten vastleggen, zoals de melkweg. Je kan hier bijvoorbeeld voorbij rijdende auto’s vast leggen, waarna je op de foto alleen maar de strepen van de voor- en achterlichten ziet. Belangrijk om te weten is dat vanaf een bepaalde snelheid niet meer vanuit de hand is te fotograferen omdat je zelf te veel beweging maakt. Probeer uit de hand met maximaal 1/60e van een seconde foto’s te maken. Alles wat langzamer is kan je beter met een statief doen.
ISO
Elke camera heeft licht nodig om foto’s te maken, maar soms is er gewoonweg niet voldoende licht. Daar komt ISO handig van pas. ISO moet je zien als kunstmatig licht; licht gemaakt door je camera. Hoe hoger je ISO-waarde, hoe lichter je foto wordt en hoe lager je ISO-waarde, hoe minder licht. Dit kan erg handig zijn in donkere ruimtes, maar brengt ook een nadeel met zich mee. Hoe hoger de ISO-waarde, hoe meer ruis er op je foto te zien is. Ruis zie je wanneer er grijze korrels over de hele foto zichtbaar zijn en de foto wat onscherper over komt. Probeer dus altijd zo laag mogelijk in de ISO-waardes te blijven en probeer eerst de shutter speed en het diafragma aan te passen. Tegenwoordig kunnen veel fotocamera’s wel hoge ISO-waardes aan, experimenteer hier ook vooral mee! Leren fotograferen is voornamelijk ontdekken en kijken wat er voor jou en jouw camera goed werkt.
RAW fotograferen
Wanneer jij foto’s maakt, kan de camera de foto’s op vele verschillende manieren opslaan. In lage kwaliteit, medium kwaliteit, hoge kwaliteit en RAW-kwaliteit. Wanneer je je foto’s niet nabewerkt kan je in hoge kwaliteit blijven opslaan, maar als je besluit om foto’s na te bewerken dan kan je het beste gebruik maken van RAW-kwaliteit. Een RAW-foto is namelijk de ruwe foto met alle details opgeslagen. Dit bestand is dan ook veel groter dan bijvoorbeeld een JPG. Je kan hiermee veel makkelijker donkere delen lichter maken, kleuren veranderen en alles perfect maken. Hierdoor zijn je foto’s niet per se mislukt als ze overbelicht zijn.
Je weet nu alles om aan de slag te gaan met fotografie. Blijf ook vooral experimenteren en oefenen met je camera, want oefening baart kunst!